Vogelzang: prettige achtergrondmuziek voor mensen?
Tekst: Marcel Boer | Beeld: Pixabay
In de middeleeuwen dacht men nog dat vogels zongen om god te loven. Vooral de veldleeuwerik, omdat die tijdens het zingen opsteeg ten hemel. Later werd de opvatting populair dat vogels zongen om mensen te behagen. Vogelzang zou geen ander doel dienen dan voor mensen prettige achtergrondmuziek te produceren.
Vogelzang en vogelgeluiden omschrijven in woorden is niet altijd makkelijk. De meeste zang leent zich er absoluut niet voor, behalve dan van koekoek en tjiftjaf. Maar wat te denken van “doe deur toe, opoe” voor de houtduif. “Ik, ik, ikweethetniet” voor de rietgors. “Pietje, pietje, frederiek, frederiek” voor de zanglijster. “Kwikmedit” is onder vogelaars de gangbare beschrijving van de kwartelslag.
Inspiratie voor componisten
Kikkers kwaken, wolven huilen en herten burlen, maar de vocale uitingen van vogels noemen we zang. Vogelzang raakt ons gevoel voor esthetiek. Dat is ook de reden waarom vogelzang door de eeuwen heen een bron van inspiratie was voor componisten. In tien van de belangrijkste werken van de Franse componist Oliver Messiaen is de zang van wel 260 soorten vogels verwerkt. Zijn composities dragen namen als “Het ontwaken der vogels”, “Exotische Vogels” en “Vogelcatalogus”.
Ook Bartók, Prokofjev, Beethoven, Haydn, Brückner en Britten leenden ongegeneerd thema’s van populaire vogels als koekoek, spreeuw, merel en kwartel. Maar zijn vogels wel echt muzikaal, zoals mensen? Volgens onderzoekers moeten vogels dan over maatgevoel en over relatief gehoor beschikken. En dat laatste hebben ze volgens de onderzoekers niet.
In Mozart’s KV 522 en KV 453 is de tweestemmige zang te horen van de spreeuw die hij als huisdier hield, maar een week voor voltooiing van de compositie het leven liet. Beweerd wordt dat niet Mozart de spreeuw maar de spreeuw Mozart heeft geïmiteerd.
Kunnen alle vogels zingen?
Bij vogelgeluid denken we in de eerste plaats aan vogelzang, hoewel lang niet alle vogels zangvogels zijn en de geluiden niet altijd zang. Zelfs de wulp met zijn klagende zangerige roep en de grutto en de kieviet met hun karakteristieke geluiden zijn geen zangvogels. Om als vogel tot de orde der zangvogels Passeriformes te horen moet een vogel een syrinx hebben en een pootklem; 4 tenen die om een tak kunnen krommen: drie voorwaartse tenen en een teen achterwaarts. Wanneer een vogel op een tak land, worden door zijn gewicht de tenen automatisch door de pezen aangetrokken. Die pootklem zorgt ervoor dat een vogel ook bij windkracht 10 niet uit de boom waait. Van de tienduizend vogelsoorten in de wereld en de vierhonderd in Europa is de helft zangvogel.
Zangvogels hebben een syrinx: het geluidsapparaat in de vogelkeel op de plek waar de luchtpijp zich in twee bronchiën vertakt. Het is een holle ruimte van bindweefsel met membranen of stembanden. Deze worden in trilling gebracht door langsstromende lucht. Het aantal spiertjes rond deze klankkast is bepalend voor de zangkunst. Zanglijster en merel hebben een even grote syrinx van 1,5 cm maar die van de zanglijster is veel gespierder. Daarmee kan hij de klankkast op meer manieren vervormen en een groter aantal tonen voortbrengen. Het volumebereik wordt bepaald door de grootte van de klankkast.
Zo heeft de koolmees met ruim 1 cm klankkast een relatief welluidende stem en kan wel vijftig verschillende roepjes produceren. Een nachtegaal kan een geluidsvolume van 90 decibel voortbrengen. Spreeuw, bosrietzanger en kleine karekiet hebben 2 syrinxen en zijn in staat om de twee luchtstromen zo in trilling te brengen dat ze in hun eentje tweestemming kunnen zingen. Een open snavel is niet altijd noodzakelijk. Spreeuw en merel zingen ook wel met hun snavel dicht. Klank, kleur en toon worden in het lijf gevormd, waardoor de meeste vogels altijd keurig rechtop zingen omdat ze in die houding de meeste lucht kunnen innemen en uitstoten. De syrinx wordt aangestuurd door de linkerhersenhelft.
Hormonen
De meeste zangvogels leven in bossen, struiken en riet met de veldleeuwerik als een van de uitzonderingen. Vogelmannetjes die op een partner uit zijn, maken hun aanwezigheid vooral kenbaar door hun zang omdat ze in het struikgewas moeilijk zichtbaar zijn. In het voorjaar, onder invloed van daglengte en temperatuur, komt de productie van geslachtshormonen op gang. Die activeren in de hersenen het zangcentrum. Met luid zingen wordt eerst een territorium afgebakend, waarmee het daarin beschikbare voedsel voor een paar wordt gereserveerd. Daarna begint de zang om de gunst van een vrouwtje. Vrijwel alle zangvogels zingen actief in het voorjaar gedurende een periode van twee tot vijf maanden.
Sommige soorten b.v. de heggenmus, beginnen al in februari, zingen in maart en april op hun best en houden er pas in juli mee op. De kleine karekiet is een uitzondering, die zingt vaak nog tot ver in augustus door. Roodborst en spreeuw zingen ook in de winter. De roodborst om een voedselterritorium, de spreeuw waarschijnlijk uit tevredenheid of om te oefenen. Vogels zingen in de vroege ochtend niet meteen uit volle borst. De frequentie en het volume van de vogelzang neemt toe naarmate het lichter wordt.
Wanneer zingen vogels?
Vogelzang van de meeste soorten bereikt in april/mei zijn hoogtepunt, vooral bij zonsopgang. Anderen zoals de veldleeuwerik zingen de hele ochtend door en sommige zoals de fluiter zelfs de hele dag. Nachtegaal en rietzangers zingen ook ‘s nachts. In de ochtend zingen heeft vele voordelen. Het is nog te donker om voedsel te zoeken en insecten zijn nog niet actief omdat het nog te koud is. Het is vaak windstil waardoor de zang zich gelijkmatig en zonder vervorming in alle richtingen verspreidt. En als je allemaal tegelijk zingt weet je precies waar je buurman zit. Naast de belangrijke functies van jezelf door zang kenbaar te maken aan rivalen en mogelijke partners, kunnen soortgenoten er ook uit opmaken hoe fit en ervaren de zanger is en of hij al dan niet gepaard is. Een gepaarde zanger zingt anders dan een ongepaarde. De intensiteit van de zang wordt in de loop van het voorjaar minder en na de langste dag loopt de zang van de meeste vogels snel af.
Een aantal vogelzanggedragingen is nog steeds niet geheel duidelijk. Vogels zingen vooral in de vroege ochtend, omdat de lucht dan koel is en meestal stil staat waardoor het geluid dan lekker ver draagt. Nadeel is wel dat iedereen massaal door elkaar heen zit te roepen. Vandaar dat elke soort zijn eigen liedje op een andere bandbreedte zingt. Maar waarom zingen tapuit en boomleeuwerik dan ’s nachts en een lijster bij storm en een merel tijdens een druilerig regenbuitje?
Uit: het boek “Wat maakt vogels zo interessant”, auteur: Marcel Boer, uitgave van KNNV 2020.
ISBN 9789050117500 Verkrijgbaar bij uw boekhandel.