Top

Kraaien onze intelligentste en nuttigste vogels

Tekst: Marcel Boer | Beeld: Annemarie Edam

De familie Kraaien (Corvidae), of kraaiachtigen, een vogelfamilie in de orde van de zangvogels, horen tot de intelligentste diersoorten op aarde. Ze zijn veel inventiever dan andere vogels. Ze hebben een groot brein; de verhouding tussen brein- en lichaamsomvang komt overeen met die van slimme primaten. Een kraai heeft persoonlijkheid en kijkt je aan met een analyserende blik. Eerst denken en dan doen, daarmee onderscheiden kraaien zich. Dat uit zich in het intensief samenwerken bij het voedsel zoeken, het gebruik van allerlei hulpmiddelen en hun ingenieuze speelgedrag. Dat geldt vooral voor raven, roeken en zwarte kraaien.

Kraaien zijn overal

Kraaiachtigen komen overal ter wereld voor, behalve in Nieuw-Zeeland en op enkele Polynesische eilanden.

De familie van kraaiachtigen telt 128 soorten en bestaat uit twee onderfamilies, namelijk de doorgaans donkergekleurde kraaien (Corvinae) en de vaak veel bontere gaaien (Garrulinae).

In Nederland zijn kauw, zwarte kraai, roek, raaf, ekster en gaai broedvogel, standvogel, doortrekker en overwinteraar. Bonte kraai en notenkraker zijn sommige jaren wintergasten. In Nederland komen kraaiachtigen naast elkaar voor.

Door verminderd voedselaanbod op het platteland en toenemende predatie door haviken verhuizen de laatste decennia steeds meer kauwen, eksters, gaaien en zelfs zwarte kraaien van landelijk naar stedelijk gebied. Daardoor lijkt het of hun aantallen toenemen, wat slechts deels het geval is.

Kraaien hebben zelfbewustzijn

Kraaien zijn zelfbewust en herkennen zichzelf in een spiegel. Een merel b.v. is dat niet en ziet zijn spiegelbeeld aan voor een rivaal. Raven wijzen met hun snavel om soortgenoten, vooral van het andere geslacht, ergens attent op te maken. Het maken van dergelijke gebaren, was tot nu toe alleen bekend bij mensen en primaten en bewijst de hoge mate van intelligentie bij raven. Kraaiachtigen hebben een fabelachtig geheugen. Tijdens de groei naar volwassenheid maken kraaien vrienden en vijanden, die ze zelfs nadat ze deze jaren niet meer hebben gezien, weer herkennen. Een gaai kan duizenden plekjes onthouden, waar hij eikels heeft verstopt. De kauw is de domme neef in de familie, maar nog altijd een stuk slimmer dan andere vogels. Kraaiachtigen hebben zich goed aan de cultuur van de mens aangepast en zich ondanks langdurige en meedogenloze vervolging goed weten te handhaven.

Kraaien zijn nuttige vogels

Ten onrechte hebben kraaien een slecht imago. Het is feitelijk onjuist dat ze zang- en weidevogelpopulaties in hun voortbestaan bedreigen met het roven van eieren en jongen. De belangrijkste oorzaak van het uitsterven van vogelpopulaties is biotoopvernietiging door de mens; predatie door kraaien bedraagt slechts enkele procenten. Integendeel, kraaien zijn zeer nuttige vogels. Roeken zijn geweldige natuurlijke insectenbestrijders en kauwen en kraaien zijn opruimers van veel menselijk afval zoals patat, maar ook van hondenpoep.

Sinds in de nieuwe Flora- en Faunawet paal en perk is gesteld aan het onbeperkt afschieten en vangen van kraaien gaat het met de meeste soorten weer beter. In de jaren veertig voorspelde Jac.P.  Thijsse nog het verdwijnen van de ekster door ongebreidelde jacht. Kraaiachtigen zijn uitgesproken generalisten als het gaat om voedselkeuze en leefgebied. Ze zijn alleseters, eten zowel dierlijk als plantaardig en passen zich snel aan verschillende soorten leefgebieden.

Kraaien zijn monogaam

Met uitzondering van ekster en gaai zijn ze fantastische vliegers en echte luchtacrobaten. Kauwen spelen onnavolgbaar met de wind, met opwaartse luchtstromen, luchtzakken en wervelingen en dat allemaal puur voor de lol. Het verenkleed is voor beide geslachten gelijk. Mannetjes zijn iets forser dan vrouwtjes. De grotere soorten zijn pas in het 3e of 4e jaar geslachtsrijp. Onvolwassen en niet gepaarde vogels zwerven vaak in groepjes rond. De meeste kraaiachtigen zijn monogaam en vormen paartjes voor het leven. Paartjes zijn direct te onderscheiden: ze foerageren samen, zitten naast elkaar, kussen elkaar en spiegelen elkaars gedrag.

Kauwen en roeken zijn sociale vogels en zoeken gezamenlijk voedsel, in tegenstelling tot de meer territoriale eksters en gaaien.  Kraaiachtigen nestelen in bomen, struiken, op rotswanden of in holen. De nesten worden hoofdzakelijk gemaakt van takken en aarde als metselspecie en met zacht materiaal bekleed. Gewoonlijk 1 legsel. De ca. 4-5 eieren zijn meestal blauw of groen met olijfgroene of blauwachtige tekens. De jongen zijn donzig of kaal. Het voedsel wordt door de adulten in de krop meegebracht en opgebraakt.

Kraaien zijn zangvogels en niet alleen maar zwart

Kraaiachtigen horen tot de zangvogels en de raaf is niet alleen de grootste kraaiachtige maar ook de grootste zangvogel. Kraaiengeluid is misschien niet altijd even mooi, maar wel sfeervol en karakteristiek in een open landschap. Luidkeels pratende kauwen brengen betonnen steden tot leven en ratelende eksters veranderen stadtuintjes tot wilde natuur. Een gaai kan zelfs heel mooi, zacht en teder zingen. Het verenkleed van kraaiachtigen mag op afstand saai zwart lijken, maar dat is bedrog. Het zwart is meestal diepzwart en prachtig staalblauw glanzend. De ekster glimt het meest met contrasterend wit en prachtige lange staart. Kortom kraaien zijn prachtige, nuttige, intelligente, meest interessante maar ook de meest miskende vogels. Taalkundig zijn de namen treffend, mooi, kort en krachtig: kraai, gaai, kauw, raaf, ekster!

De Kauw is onze kleinste en meest voorkomende kraai.

De kauw is de kleinste zwarte kraai met grijze nek en oorstreek en lichtgrijze ogen. Zwarte snavel en poten. Hij kan lopen en hippen. Meestal in troepverband met o.a. spreeuwen. Vlucht duifachtig en snel.

Tegen de avond met sterke wind maken ze vaak plezier in groepsverband met acrobatische zweefvluchten, loopings en luchttuimelingen. Het geluid is een metaalachtig kja en tjak. In de broedtijd allerlei variabele geluiden.

Ze foerageren meestal in groepen op velden en weiden naar wormen, insecten, aas en zaden. Maar ook op straten en pleinen naar huishoudelijk afval en hondenpoep. De kauw is een echte voedselgeneralist en daardoor succesvol. Ze voeren hun jongen hoofdzakelijk insecten en eten buiten het broedseizoen vooral plantaardig voedsel.

Ze komen overal in Nederland voor, behalve op de Veluwe, Flevo en Zuid-Limburg. Met ca. 200.000 broedparen, is het een talrijke broed- en standvogel. Driekwart bevindt zich tijdens de broedperiode in de bebouwde kom maar foerageert vooral in aangrenzende landerijen. In de winterperiode verblijven deze stadsvogels vooral in het landelijke gebied. In najaar en winter in grote groepen op gezamenlijke slaapplaatsen. Vogels uit het noorden trekken in groot aantal door van oktober-november en februari-mei. Bulgarije herbergt de helft van de Europese populatie.

Kauwen kennen ingewikkelde sociale structuren, pikorde-verhoudingen, intriges en onderlinge blikken van verstandhouding tussen ‘verliefde’ stelletjes. Kauwen zijn holenbroeders, die het liefst in elkaars nabijheid leven, zonder een echte kolonie te vormen. Ze nestelen  in losse kolonies in holle bomen, schoorstenen,  onder zonnepanelen in en op gebouwen, in nestkasten en konijnenholen. Jonge kauwen hebben geen aangeboren angst voor vijanden in tegenstelling tot eksters. Bij stadsvogels komt veel partieel albinisme voor, vaak een gevolg van zeer eenzijdig voedsel. Simpel; van veel wittebrood krijg je witte veren! In Nederland is de kauw vogelvrij verklaard vanwege vermeende schade aan de landbouw. De betekenis van de wetenschappelijke naam Moledula, letterlijk centenpikker, had in de tijd van Plato een heel wat positievere associatie; namelijk met geluk en voorspellende gaven.

Uit Vogelfamilies van Nederland van Marcel Boer, KNNV, 2e druk 2024. ISBN 9789050117500. Verkrijgbaar bij de Vogelbescherming, uw boekhandel of tijdens de wekelijkse vaarexcursies in Natuurmonument ‘Het Wormer en Jisperveld’ met de auteur als gids. Inschrijven voor excursies kan bij Vogelbescherming Nederland.

Wat vindt u van dit artikel?

Marcel Boer werkte na een opleiding in landbouw en veeteelt in de bio- en levensmiddelenindustrie in Italië, Duitsland en Nederland. Hij is al zijn hele leven een enthousiaste vogelaar en sinds 2013 vogelgids bij bezoekerscentrum “De Poelboerderij” voor Vogelbescherming Nederland in het Wormer-en Jisperveld. Als medewerker van de werkgroep Roofvogels en Uilen van de Vogelwacht Zaanstreek inventariseert en beschermt hij de roofvogels en uilen in en rond dit prachtige 2300 ha grote Natura-2000 gebied. Het hele jaar organiseert Vogelbescherming vaarexcursies rond de verschillende thema’s uit de boeken met Marcel Boer als gids.