
Op weg naar onsterfelijke muziek
Ex-vrijeschoolleerling Christiaan de Roo
Tekst en beeld: Geraldina Metselaar
Net als de rest van de familie bezit ook hij het talent voor muziek. Tegelijk vond hij zijn eigen draai als dichter, fotograaf en componist. “Een van mijn grootste uitdagingen was ‘soundscapes’* maken voor het hoorspel van Ollie B. Bommel.”
Natuurlijk moest de Hagenaar Christiaan de Roo (1964) op z’n minst piano leren spelen. Wat wil je met een moeder die concertpianiste is en een vader die onder andere directeur van het Residentie Orkest en De Nederlandse Opera was. Plus vier oudere broers die allemaal zeer muzikaal zijn. Van orkestleider in Oostenrijk tot jazzpianist, percussionist en dirigent. “Ik heb welgeteld tien pianolessen gehad van mijn moeder,” onthult Christiaan grinnikend, “daarna vond ik, dat ik het mezelf wel kon leren. Ik was ongelofelijk eigenwijs. Gelukkig wordt dat wat minder,” vergoelijkt hij. “Ongetwijfeld had mijn moeder mij het goed kunnen leren. Ze heeft tot haar 95ste pianogespeeld. ‘Maakt niet uit wat je doet’, zei ze altijd, ‘maar doe het wel goed’. Een belangrijke levensles voor mij.”
Hoe was het bij jullie vroeger met vijf jongens over de vloer?
“Sowieso is de muziek er met de paplepel ingegoten. Ik had een waanzinnige jeugd, werd meegenomen naar ontzettend veel concerten, dansvoorstellingen en opera’s. Op elfjarige leeftijd zag ik in Theater Bellevue in Amsterdam de opera ‘Der Kaiser von Atlantis’. Onlangs ben ik naar deze voorstelling geweest van het Residentie Orkest en de Dutch National Opera Academy in Amare. Prachtig! Onze oudste twee broers waren overigens al vroeg het huis uit. Maar als iedereen thuis was, kon je je beter bergen.”
Christiaan neemt er even een moment voor, hoe hij het zo goed mogelijk kan omschrijven. “Het was een kakafonie,” verklaart hij na zijn bedenktijd. “Allerlei soorten muziek werden door elkaar gespeeld, er werd gediscussieerd en gefilosofeerd. Voor mijn ouders en zeker voor mijn moeder was niets te gek. We mochten alles van haar. Tekenen, schilderen, knutselen, muziek maken, lachen en lezen.” Christiaan herinnert zich ook nog goed de zomervakanties naar Duitsland. “Daar gingen we met z’n allen in een tot de nok gevulde Volvo. De natuur tegemoet. We konden er heerlijk in de bossen ravotten en onze gang gaan. Dat vonden onze ouders belangrijk. Niet vreemd dus, dat we naar De Vrije School Den Haag gingen.”
Christiaan was de laatste van de gebroeders De Roo die naar de iconische school aan de Waalsdorperweg ging. “Ik weet niet of er een zucht van verlichting rondging onder de leraren. Ze hebben het mij nooit zo verteld. Ik heb de grootste lol gehad met sommigen. Zoals meneer Ton ten Böhmer, die ook nog een tijdje onze klassenleraar is geweest. Hij was zo iemand die ‘ut’ zei, in plaats van ‘het’. Toen ik een keer aan hem vroeg: dat ‘ut’, meneer Ten Böhmer, daar hoort toch eigenlijk een ‘h’ voor, antwoordde hij: o ja, je hebt gelijk. Het is ‘hut’. Wij allemaal lachen natuurlijk en meneer Ten Böhmer bleef stoïcijns ‘ut’ zeggen.” Na de middelbare school ging Christiaan als pianist en zanger aan het werk in nachtclubs in de badplaats Scheveningen, waar ook Pia Beck nog weleens optrad.
Toen werd Nederland te klein voor jou?
“Voor de liefde ben ik met een paar koffers, de nodige ambitie en goede moed naar Amerika vertrokken om het daar te gaan maken als muzikant en componist. Ik zat in Pennsylvania, New York, Florida en zelfs in Nashville Tennessee. Na ruim vijf jaar keerde ik, op verzoek van mijn broers, terug om de 65ste verjaardag van onze moeder te komen vieren. Ik kwam en ben nooit meer teruggegaan naar Amerika. Het was leuk. Ik heb er een prachtige tijd gehad en heel veel geleerd op muziek- en levensgebied. Maar ook toen zag en voelde je al het politieke klimaat kantelen. Van relaxed en ongedwongen naar argwanend en gejaagd. Ik was blij dat ik me weer op Nederlandse bodem bevond.”
Eenmaal gesetteld in de lage landen, vindt Christiaan werk bij Wisseloord Studios in Hilversum. “Daar had ik een geweldige tijd,” herinnert hij zich. “Internationale artiesten als Sting en Elton John kwamen daar hun muziek opnemen. Ook maakte ik arrangementen voor bedrijfsevenementen.” Na wederom vijf jaar begon Christiaan mee te werken aan hoorspelen als ‘Citroentje met Suiker’ en ‘Tom Poes en Olivier B. Bommel’. De Hagenaar gaat wat rechterop zitten en begint te stralen. Als het aan hem ligt, wordt vandaag nog het fenomeen hoorspel weer ingevoerd.
“Een hoorspel is eigenlijk een soort spannende Netflixserie op de radio of een verhalende podcast met meerdere afleveringen,” legt Christiaan uit. “Maar dan natuurlijk vele malen leuker en spannender met levensechte geluiden en speciaal gecomponeerde muziekarrangementen. Luisteraars zaten wekelijks aan de radio gekluisterd voor een volgende aflevering. De acteur Mark Rietman speelde indertijd Olivier B. Bommel, een beer van een heer en zijn collega Jacob Derwig nam de rol van Tom Poes voor zijn rekening.”
Kunst- en vliegwerk
Aan het team waar Christiaan in zat, de taak bijpassende muziek en geluid te componeren. “Voorafgaand kregen we de tekeningen van de strip van Marten Toonder te zien en op basis daarvan konden we aan de gang gaan. Er is niks recht getekend, alles loopt krom, hoe maak je daar muziek bij? Het lukte ons met het nodige kunst- en vliegwerk. Gelukkig konden we ook allerlei fascinerende geluiden uit een speciale ‘soundscape’ bibliotheek halen. De duif uit Bommel heb ik echter gemaakt met een blokfluit in de bossen. Geloof je niet.”
Hoewel Christiaan zo weer hoorspelen zou willen maken, verzette hij zijn bakens. “Ik fotografeer, schrijf en componeer,” zegt hij.
“Het zou toch mooi zijn als ik met mijn muziek een bredere groep mensen weet te bereiken – van jong tot oud. Want net als mijn moeder ga ik door tot mijn 95ste. Mijn dromen zijn misschien minder groot als voorheen. Toch hoop ik ergens dat we de geschiedenisboeken ingaan, of in mensen hun gedachten blijven bestaan. Dat ze af en toe nog eens denken: die familie De Roo heeft toch maar mooi muziek geschreven.”
